(Of 7 pogingen om in de verte te kijken)
1.
Ik sta vroeg op om daglicht te vangen. Dat is goed voor mijn circadiaanse ritme, heb ik geleerd van de Huberman Lab podcast. Op het dakterras kijk ik naar de daken van de Westerstraat, de Westertoren, de Bijenkorf in de verte, en als ik mezelf een kwartslag draai zie ik de A’DAM-toren. Nee, zo is het niet. Ik kijk niet maar staar, en registreer pas achteraf welke gebouwen mijn blik hebben gevangen. Op het moment dat ik staar, denk ik aan andere dingen. Soms kijk ik per ongeluk dwars door iemand heen, en merk ik het pas als diegene mij aankijkt.
Dat staren goed is, heeft iets te maken de panoramische blik. De wijde blik helpt je brein om te ontspannen en daarna weer in te zoomen (op je scherm) en daarbij de aandacht vast te houden.
Een vriendin riep eens: uitzicht is overrated. Iedereen viel haar bij, maar ik dacht: nee, uitzicht is belangrijk. Uitzicht is een state of mind. Het hoeft niet eens zo mooi te zijn, als het maar ver is en uitnodigt tot staren.
2.
Ik ben een illusie armer. Twintig jaar geleden, bij een bezoek aan Rome, vertelde een vriend mij over Rocca di Papa; een plek waar je auto in z’n vrij omhoog rolt, tegen de zwaartekracht in! Er was iets aan de hand met het aardmagnetisch veld. Of zo. Ik hield het in mijn achterhoofd als één van die mogelijkheden: magie bestaat toch. Uiteindelijk, lees ik in NRC, is aangetoond dat het in zulke gevallen om een optische illusie gaat: het effect wordt veroorzaakt door hellingen in de omgeving, door een valse horizon.
Wat is een horizon eigenlijk? Een streep die recht moet zijn op foto’s. En verder? Een denkbeeldige lijn aan het eind van je gezichtsveld, daar waar het aardoppervlak en de lucht elkaar lijken te raken.
We hebben een aangeboren gevoel voor horizon, vermoed ik: een afgeleide van lichaamsgevoel en gezichtsveld. Links, rechts, boven, onder. Binnen, buiten. Die positiezin is lastig voor de gek te houden. Als ik lees in een rijdende auto word ik misselijk – het is bewegen en stilstaan tegelijk. Pas als ik mijn ogen weer op de horizon richt, verdwijnt de misselijkheid. Dan leveren ogen en lichaam hetzelfde model van de wereld.
Een paar jaar geleden bezocht ik in Filmmuseum Eye The Chalkroom van Laurie Anderson. Een virtual-reality-installatie van getekend en geschreven krijt op schoolbord. Je laat je lichaam achter op een krukje en zweeft vervolgens van de ene kamer naar de andere. Een boom, muziekinstrumenten, tekens, wolken. Je kunt alle kanten uit, komt terecht in een zwart-wit wereld die eigenlijk geen echte wereld is, omdat er geen hemel of bodem is; het zijn kamers zonder uitzicht, zonder horizon. Na een kwartiertje word ik misselijk. Ik steek mijn hand op ten teken dat ik wil stoppen en precies dan blijkt mijn kwartiertje voorbij. Alsof het tijdslot berekend is op het uithoudingsvermogen van de positiezin.
3.
Ik ga iedere dag naar het Westerpark om een bad te nemen. Groen baden is goed voor je; zelfs landschapsbehang schijnt heilzaam te zijn. Ik geniet ervan zoals ik geniet van zwemmen of eten. Welke bomen, struiken en planten mij omringen, kan me niet schelen. Toen ik puber was, lachte mijn vader om mijn gebrek aan florakennis. Wat is dit voor een boom, Saar? Een eik, antwoordde ik. Het was altijd een eik. Sinds ik een moestuin heb, is mijn repertoire ietsje uitgebreid: ik herken nu platanen, berken, kastanjes en appelbomen. En als iets daadwerkelijk een eik is, dan weet ik het niet eens zeker, tenzij ik er een wolk eikenprocessierupsen op aantref.
Mijn vriend kijkt op Discovery naar Dual Survival: twee mannen die gedropt worden in the middle of nowhere om met minimale middelen te overleven in onherbergzaam gebied, van de Antelope canyons in Arizona tot het Alleghenygebergte in Pennsylvania. Het camerateam verzorgt de plaatjes voor de kijkers, maar voor de twee overlevers is er geen landschap, alleen wildernis: eetbare of juist giftige bessen, snijdende stekels, bekraste bomen die de nabijheid van beren verraden. De een vindt planten waarvan het sap beschermt tegen muggenbeten, de ander creëert een blaaspijp om een fazant mee te schieten, of vindt een steen die makkelijk te splijten is, om er een mes van te maken. Het gebied is functioneel: de juiste richting, het vermoeden van water, van een schuilplek, van eetbare planten. Voorlopige conclusie: Stef zou zich handhaven tot aan het extraction point, ik zou meteen uit dat programma gered moeten worden.
Ik houd van bijna alle landschappen waarin ik niet hoef te overleven. Juist dan beschouw ik een landschap als een landschap. Het maakt me niet uit of het een natuurlijk of een door mensen gemaakt landschap is: een kunstmatig eiland op palen zoals Little Island bij Manhattan, de nieuwe wildernis van de Oostvaardersplassen, of een verlaten industrieterrein. Alleen golfbanen, die vind ik afschuwelijk, als gezichten met een overdosis botox: té nep.
4.
In 2015 verbleef ik tijdens een hittegolf in de Cevennen. Ik werd relatief koel gehouden door de kloostermuren van het appartement. Er was uitzicht en een sterrenhemel die ik dankzij mijn vriend ben gaan waarderen.
Als Stef de beweging van hemellichamen uitbeeldt, lijkt hij met beide armen omhoog een stuk lucht beet te pakken en dat te verplaatsen. Volgens mij heeft hij na tientallen jaren sterrenkijken een positiezin ontwikkeld voor de ruimte buiten de aarde: hij weet wanneer Mars waar zou moeten verschijnen; hij kan met de verrekijker de Andromedanevel vinden, omdat hij al weet waar die zich zou moeten bevinden. Hij kan zich richten op een beweeglijke driedimensionale horizon in plaats van alleen die platte streep van mij.
Ik verliet de koelte van het huis, op zoek naar goede wifi: de New Horizons ruimtesonde, al negen jaar onderweg, was langs dwergplaneet Pluto gevlogen en kon ieder moment haar foto’s leveren aan NASA. Ze kon geen rondje om de dwergplaneet maken om die van alle kanten te fotograferen (dan zou ze moeten afremmen en dat zou te veel energie kosten), maar was alweer doorgevlogen. Naar de Kuipergordel en verder.
Op aarde is de stroom plaatjes niet te stuiten; die eeuwige rechthoek, liggend of staand – boring. Vanuit de ruimte moet je negen jaar wachten op een paar afbeeldingen van één kant van Pluto en dan weet je nog niet of het wat oplevert.
Het beeld van Pluto werd steeds scherper. Van een vage vlek tot de steeds duidelijkere contouren van een onbekende wereld. Uiteindelijk verscheen het hart van Pluto: een enigszins hartvormige vlakte te midden van ruiger terrein. De analyse van Pluto levert nog veel meer op: onder de oppervlakte ligt vermoedelijk een enorme oceaan van bevroren water; ooit was er vulkanische activiteit – en misschien nog steeds; de planeet heeft een enorme vlakte van bewegend stikstofijs; er zijn drijvende bergen van granietachtig ijs. En duinen.
De foto’s van New Horizons zijn niet zomaar plaatjes. Het zijn landschappen die gevangen moeten worden in woorden, omdat je anders niet weet wat je ziet. Sporen van rivieren? Van water? Van koolstof? Van leven?
5.
In het artikel World without people onderzoekt Alan Weisman hoe de wereld eruit zal zien als wij zijn verdwenen. Een voorproefje is te vinden in de gedemilitariseerde zone (DMZ) tussen Noord- en Zuid-Korea. Een bergachtig gebied van bijna 250 kilometer lang en 4 kilometer breed, ingesteld als ‘DMZ’ bij de wapenstilstand aan het einde van de Koreaanse Oorlog. Afgezien van een doodenkele verdwaalde militair of vluchteling, heeft geen mens er meer een voet gezet sinds 1953. De rijstvelden, 5.000 jaar lang gecultiveerd maar tegenwoordig nauwelijks meer te detecteren, zijn nu moerasvelden. Het gebied wordt weer bevolkt door zeldzame vogelsoorten: de Mantsjoerijse kraanvogel en de Witnekkraanvogel strijken er neer om te overwinteren en zijn zo licht dat ze de landmijnen die er nog liggen, niet laten ontploffen.
Als de mens wereldwijd verdwijnt, dan krijgen we helemaal een biologische aardverschuiving: vee wordt opgevreten; de meeste huisdieren redden het ook niet; van paarden blijven alleen de wilde przewalski’s over. Het kost een paar eeuwen – dammen, fabrieken en flats blijven nog even staan – maar dan krijg je uiteindelijk iets wat lijkt op de wereld vóór de mens: wildernis.
In een stad als New York heerst binnen no time een plantaardig bewind: zonder klimaatbeheersing zal het cement in de gebouwen herhaaldelijk bevriezen, ontdooien, splijten en water doorlaten; in de barsten zullen mosterdplant en kleefkruid gaan groeien. Als alles doorwoekert zal de Chinese Hemelboom, een vruchtbare exoot, binnen vijf jaar straten en riolen openbreken.
Terwijl ik hierover lees, voel ik een soort opwinding waaraan het me totaal ontbreekt bij het zoveelste gefotografeerde Unescomonument of idyllisch heuvellandschap met de voorgeschreven tak in de voorgrond. Ik begin me te verheugen op de ondergang.
6.
Al jaren koester ik de wens om een keer naar Bazel te gaan. In 2021 vond in Museum Fondation Beyeler een tentoonstelling plaats van de Deens-IJslandse Olafur Eliasson, die van landschap en elementen altijd iets spannends maakt.
In het Louisiana Museum in Humlebæk bouwde hij al eens een rivierbedding; in de Turbine Hall van Tate Modern toonde hij een enorme kunstmatige zon; en in New York City creëerde hij watervallen aan de East River. En onlangs dus Life, een museumgroot idealistisch kunstproject.
Maar ik kon niet naar Bazel, dus bekeek ik de website. Voor Life gaf Eliasson de natuur vrij spel, en probeerde hij de bezoeker met een minder antropocentrische blik om zich heen te laten kijken, zich een toekomst te laten voorstellen waarin plaats is voor meer organismen dan alleen de mens.
De directeur van Fondation Beyeler heeft Eliasson carte blanche gegeven, las ik, en heeft ermee ingestemd de grote glazen wanden tussen museum en museumtuin tijdelijk te laten verwijderen. Een watervloer loopt van de museumzalen over naar de buitenvijver en vormt zo een continue waterpartij, die er in daglicht felgroen uitziet, en ’s nachts fluorescerend, dankzij de uranine verf in het water. Er groeien verschillende plantensoorten zoals drijvende varens, waterlelies, watersla en waternoot. Bezoekers lopen op donkere houten loopplanken door de ruimte. Er worden filmpjes getoond die het vliegpatroon van bijen volgen, om zo een niet-menselijk perspectief te bieden. Er zijn geen openingstijden meer; mensen en eenden en andere soorten bewegen op ieder uur van de dag of nacht vrijelijk door het werk.
Life is een optimistisch kunstwerk. Het toont een landschap waarin wij er nog wel zijn, maar niet meer afgescheiden van de rest van het biologische leven. Eigenlijk het tegenovergestelde van een golfbaan.
7.
Voordat ik mijn vriend leerde kennen, was de nachtelijke hemel gewoon een hoop spikkels, zoals alle bomen eiken zijn. Stef wil al die hemellichamen leren kennen, zoals ik alle talen van de wereld wel zou willen beheersen, en zoals een ander alle soorten bomen wil leren kennen met al hun eigenaardigheden. Alles waar je op inzoomt, wordt vanzelf interessant. Ik heb maar één leven en zal dus nooit een expert worden op het gebied van Pluto, boomdeterminatie, overlevingstechnieken, ecosystemen of kraanvogels.
Geeft niet. Ik zoom niet alleen in, ik zoom ook uit. Sterker nog, ik neem me voor om dat vaker te doen. Staren uit het raam. Of over weilanden, naar wolken, over stadsdaken. Het maakt eigenlijk niet uit: alles kan een landschap zijn en staren kan altijd.
[Iedere 1ste (soms 2de) van de maand verstuur ik een twijfelbrief. Dit was de vijfde.]
Thanks for reading Twijfelbrieven! Subscribe for free to receive new posts and support my work.