Het is een feit dat de meeste verhalen mislukken. Het gaat er niet om wat je schrijft, maar om wat er overblijft als je de 99% troep die je produceert, wegsnijdt. Iedere schrijver blijft dus met mislukte verhalen zitten.
Speciaal voor dit stukje geef ik een van mijn oude, mislukte verhalen prijs. En onthul ik wat er mis mee is. Hier volgt het ZKV (zeer korte verhaal) uit mijn prullenmand:
Hagelstenen
We worden gewekt door het geratel van stenen. Het past inmiddels bij de zomer, bij dit huis. Een paar decennia geleden woonden we op een A-locatie met beschermd stadsgezicht; nu in een krottenwijk met mierenplaag.
Sinds een paar jaar gaat er ‘s zomers geen dag voorbij zonder dat het hagelt. Meer opstijgende warmte betekent meer botsingen tussen warme en koude lucht, meer ijskristallen, meer hagel. En een lawaai! Schiphol is er niks bij. Tijdens iedere hagelbui horen we tientallen elektrische alarmen afgaan. Er zijn mensen die geharnast naar buiten gaan om de stenen op hun helmen te laten kletteren. En als het hagelt, verstaan we ook onze kinderen niet meer. Maar denk niet dat ze dan stoppen met schreeuwen. Nee. Ze denken: het hagelt, nu gaan we lekker tekeer.
We bewaren monsters van de hagelstenen in een aparte vriezer, in een zipper-zakje en op datum gerangschikt. We vegen iedere dag meer mieren het huis uit. We controleren onszelf iedere avond op teken.
Nog geen twintig jaar geleden maakten we een hagelbui mee in de Pyreneeën, dat vonden we toen heel wat. Pingpongballen van ijs plonsden in het zwembad, timmerden deuken in het autodak. Na afloop fotografeerden we de hagelstenen in onze handen om te laten zien hoe groot ze waren. Hagel kon toen al lelijk pijn doen als je niet schuilde; als je nu niet schuilt, waag je je leven.
De beste tijd om even naar buiten te gaan is vlak na een hagelbui. Als het binnen vijf minuten weer boven de veertig graden is en de stoom van de straat slaat, dan heeft dat wel iets moois. We ruiken de gebutste planten die het nog doen: grassen, kleine naaldbomen, buxusstruiken. En overal die mieren, een nieuwe soort die niet kapot te krijgen is, een hagelbui doet ze niks. Teken zijn er ook steeds meer, die liggen in alles wat nog groen is op de loer.
Als we dan omhoogkijken naar het voorheen beschermde stadsgezicht met puntdaken, zien we overal gaten. We kunnen op die krotten van zolders niet meer wonen. Dus worden ze bufferzones, gevuld met oude spullen die de tussenverdiepingen moeten beschermen tegen doorslaande hagelstenen.
We zweten ons door weer een dampend hete dag heen, de straten blijven vrijwel leeg. Afgezien van betegelaars die ‘s avonds aanbellen om hun diensten te komen aanbieden. Tegels tegen teken.
Als je gras en struiken vervangt door tegels, ben je van de meeste teken af. Maar dat geldt niet voor mieren, die gedijen juist op dat raster van steen en micropaadjes. De mieren vormen een niet te stuiten, samenwerkend brein dat steeds groter wordt. We dachten eerst nog dat we door een intelligente wolk zouden worden overgenomen. Dat was misschien beter geweest. Nu zijn het de mieren die overblijven.
—
De grote wil
Ik weet inmiddels wat er mis is met dit verhaal. Het probleem wordt mooi samengevat in De grote wil van Nicolien Mizee, een bundeling columns gebaseerd op haar schrijflessen. Ieder verhaal, beweert Mizee, wordt voortgedreven door een personage dat iets wil. Dat kan van alles zijn: een promotie, een glas karnemelk, een BMW, of, gewoon, met rust gelaten worden. Die wens mag vervolgens niet zomaar in vervulling gaan.
Iemand Wil iets, dat gaat Mis, en dan gebeurt er iets Anders.
Voilà verhaal.
Een tekst die dat niet heeft, geen strevend personage, geen held, kan wel mooi zijn, maar is geen verhaal. Er zit te weinig ontwikkeling in.
Tijdens de dystopische zomerdag van Hagelstenen valt er weinig te willen. Alles is naar de gallemiezen en de hoofdpersonen hebben zich daar al bij neergelegd. Stom van ze! Want anders waren ze helden geweest.
Wat nu overblijft is hooguit een beginscène van een avontuurlijke sf-roman waarin helden een hagelbestendige stad bouwen en de strijd aangaan met gemuteerde mieren die de wereld proberen over te nemen.
Maar die roman ga ik niet schrijven.
[Iedere eerste van de maand verstuur ik een twijfelbrief. Dit was de tweede.]
Thanks for reading Twijfelbrieven! Subscribe for free to receive new posts and support my work.