Er bestaan liefdesbrieven, dreigbrieven, geloofsbrieven, bedelbrieven en nieuwsbrieven. Dit is de eerste van een reeks die ik Twijfelbrieven noem. En dus moet die eerste niet over Barbie of Oppenheimer gaan, of over de meisjes die naast mij in de koffiezaak met pluchen beesten aan het spelen zijn, of over het boek dat ik aan het lezen ben – maar over twijfel.
In videogames als World of Warcraft kan het gebeuren dat je personage blijft steken. Het kan lopen, springen en bewegen maar blijft tegen een muur aanlopen of rondjes draaien. Sinds kort zijn er mensen die zichzelf filmen terwijl ze glitchende gamepersonages naspelen, maar mij kwam het al eerder bekend voor.
Het brein – weet ik sinds ik bepaalde podcasts beluister – is de hele dag bezig onze impulsen te regelen. Een stop-go-systeem zet je aan tot activiteit als er iets moet gebeuren, als je bijvoorbeeld de telefoon moet opnemen; of tot inactiviteit als je je in moet houden, als je in een stiltecoupé juist níet moet opnemen. De basal ganglia, zo stel ik mij voor, vormen ons verkeerslicht, en dat van mij staat vaak op oranje. Omdat ik een twijfelaar ben.
De leukste scène in de film The worst person in the world is die waarin de tijd even stilstaat voor hoofdpersoon Julie. Ze loopt de keuken binnen waar haar vriend Aksel vraagt of ze koffie wil. Dan lijkt hij ineens te bevriezen, samen met de koffie die hij uitschenkt. Je ziet Julie kijken, zich bedenken, omdraaien en weglopen. Ze rent door een stilstaand Oslo, langs mensen in pauzestand, naar een bar waar ze Eivind treft, die ze de vorige avond ontmoet heeft en bij wie ze misschien liever wil zijn dan bij Aksel. Dan keert ze terug naar het achtergebleven moment in de keuken.
Binnen die opengespleten seconde rondt Julie haar twijfelwerk af en neemt ze haar grote beslissing. Het alternatieve scenario zou zijn dat Julie blijft nadenken, wikken, wegen en mijmeren, terwijl haar vriend de ene na de andere koffie inschenkt, er jaren voorbijgaan, de tijd in Oslo blijft doorlopen en Julie (samen met Aksel) ouder wordt.
In de Volkskrant schetst Arnon Grunberg zijn verblijf in het zuiden van Vermont: hoe zijn gezelschap op een boerderij met gepensioneerde dieren luistert naar een bandje, samen met tientallen andere bezoekers, en hoe het lijkt alsof hij al jaren in Brattleboro woont – wat misschien ook zo is. ‘De niet-geleefde levens zijn reëel,’ schrijft Grunberg. Ja, denk ik, dat klopt, ik haal opgelucht adem. Erkenning voor dromers.
En graag meteen ook voor twijfelaars. Meer ruimte in het fictieve en het openbare leven. Die overvloed aan meningen – er moet juist meer getwijfeld worden.
Emil Cioran schrijft in zijn essay De antiprofeet over onze voorliefde ‘om te verkondigen’: ‘In ieder mens sluimert een profeet, en wanneer deze ontwaakt, is er een beetje meer kwaad in de wereld.’ Cioran gaat tekeer tegen mensen die alles zeker weten en hun mening ventileren. Wat hij zelf natuurlijk ook doet.
De ander kan gelijk hebben – zo vatte de filosoof Hans-Georg Gadamer zijn eigen filosofie samen.
Je kunt blijven mijmeren terwijl Oslo doorleeft. Je kunt je proberen voor te stellen dat de ander gelijk heeft. Of, zoals Sybren Polet zei: ‘bij twijfel het zekere voor het onzekere nemen en blijven twijfelen.’
[Iedere eerste van de maand verstuur ik een twijfelbrief. Dit was de eerste.]