[Het was] schemerdonker en stil, mijn voetstappen verdwenen in vingerdik tapijt en het rook er naar verstofte luxe. De kamers links en rechts van de gang stonden allemaal open, als in een museum. Lambrisering. Fluwelen gordijnen. Stoeltjes en sofa’s met gobelinbekleding op dunne, kromme beentjes. Heuphoge vazen. Overal kabinetten en bijzettafeltjes.
Een week geleden was ik in een heerlijke boekhandel: Meck & Holt in Amsterdam. Bij een leesclub over één van de beste romans van 2023: Luister, van Sacha Bronwasser. (Het citaat hierboven komt uit deze roman.)
Bronwasser bouwt haar roman op in drie vervlochten verhaallijnen: het verhaal van fotografe Flo die aan een kunstacademie lesgeeft in ‘narratieve technieken’; het verhaal van haar studente Marie die iets uit haar verleden ontvlucht en als au pair terechtkomt in Parijs; en het verhaal van Philippe Lambert, die als jongste zoon van een keurige Parijse familie gebukt gaat onder zijn overgevoelige natuur. Marie vertelt het geheel aan Flo, in een experimentele constructie die ik niet zal verklappen.
Bij de beschrijving van een bomaanslag in Parijs legt Bronwasser wat puzzelstukken neer:
De bom is van hetzelfde geknutselde type als die van de voorgaande keren en de aanslag wordt opgeëist door de CSPPA, het Comité de solidarité avec les prisonniers politiques arabes et du Proche-Orient. Een afsplitsing van de Libanese Hezbollah die de vrijlating van drie terroristen eist, alsmede de stopzetting van de Franse steun aan Irak in de oorlog tegen Iran.
Een verband tussen die begrippen en de personen, tussen het doel en de doden en de gewonden op straat en de bijna-stervenden die per helikopter op weg zijn naar een mislukte reddingspoging, is er niet. Het is er gewoon niet.
Misschien gaat er wel een verband gelegd worden, een verband met de toekomst. Woorden die blijven, woorden die groter worden. Daders die nog geboren moeten worden. Ze vormen een borduurdraad die in het weefsel van de tijd wordt gestoken en die voort zal gaan, een slingerend patroon gaat vormen, de jaren tachtig, negentig, de jaren nul, de jaren tien – een patroon dat alleen maar achteraf zal worden waargenomen, steek voor steek voor steek.
Aan het einde van de roman grijpt alles in elkaar als bij een Zwitsers uurwerk. Voor Marja Pruis (in de Boeken FM podcast) is de clou, die de vorm van het boek verklaart, en die de puzzel zo zichtbaar in elkaar schuift, juist een minpunt. Was de plot onbepaalder gebleven, dan was de roman een van haar lievelingsboeken geworden, een roman om te herlezen. Nu niet.
Oef. Schrijf je zo geweldig als Sacha Bronwasser, is het nog niet goed genoeg. Of misschien juist… té goed. Maken losse eindjes een verhaal geloofwaardiger? Moet er magie in het spel lijken te zijn? Moet er minder gepuzzeld worden?
Ik herinner me een cabaretier die zich verbaasde over gesprekken die hij opving over kleding: die sjaal komt mooi terug in de riem, het groen van het shirt komt mooi terug in de kousen en ook in de handtas. Subtiel in een net iets andere tint. De norm: geen ratjetoe maar een patroon van bij elkaar passende kleuren. Want kleuren moeten terugkomen.
Ik herinner me hoe ik als kind meekeek met mijn vader: past deze paarse das bij deze bordeauxrode trui? Mijn rommelige vader heeft soms een gat in zijn trui, soms vlekken, maar hij heeft ook een feilloos gevoel voor kleur: nooit een das die detoneert met het overhemd, nooit zwarte schoenen onder een beige ribbroek. Alles ton-sur-ton.
Ik herinner me de aankoop van een kunstwerk. De kunstenares Amparo Sard had een eigen techniek ontwikkeld waarbij ze papier perforeerde met gaatjes van verschillende grootte. De licht-schaduwwerking van haar papierreliëfs tonen wit-in-wit voorstellingen, van o.a. gezichten, gespiegelde portretten, insecten en water. De beoogde koper vroeg of ze de achterkant van het werk even mocht zien? Nee, dat mocht niet. De galeriehoudster weigerde om het werk uit de lijst te halen. Dat was niet de bedoeling, zei ze, Sards techniek was het geheim van de smid. Als deze vrouw de koop doorzet, dacht ik, kan ze straks thuis de achterkant alsnog inspecteren. Dus wat is dit voor onzin?
De achterkant van Sacha Bronwassers weefwerk is duidelijk zichtbaar, en de inhoud van het verhaal zelf legitimeert dat: een van de dingen die de verteller zich afvraagt is of de loop van de gebeurtenissen toevallig of juist onontkoombaar is; bovendien ontpopt de verteller zich van onzekere adolescente tot iemand die wraak neemt op de geschiedenis door die, trefzeker tot in de laatste zin, in een verhaal te schikken.
Er zijn romans die hun charme ontlenen aan hun terloopse, soms ratelende verteltrant. Schijnbaar plotloos. Cliënt E. Busken van Jeroen Brouwers of Oude meesters van Thomas Bernhard bijvoorbeeld. Dat zogenaamd spontaan uit de mouw schudden is bedrieglijk; de achteloze verteller moet net zo hard sleutelen als de horlogemaker.
Ik ben het eens met de stelling van James Wood (Hoe fictie werkt, vert. Arie Storm),
dat literaire fictie zowel kunstmatig als levensecht is, en dat er niets moeilijks is aan het samen laten gaan van deze twee mogelijkheden.
Dat levensechte zit hem in Luister in de personages, in de taal en in de beelden. De noodzaak van haar constructie verkondigt Bronwassers verteller al aan het begin:
Ieder verhaal rust op drie punten. Anders valt het om. De drie punten zijn jij, ik en Philippe Lambert.
De driepuntsconstructie is de sterkste; dat heeft Bronwasser, zegt ze in een interview met de Volkskrant, geleerd van haar man, die timmerman is. Het is gedurfd, zeker in een tijd waarin critici de kwalificatie ‘well-crafted novel’ niet altijd als compliment bedoelen, om zo’n plotgedreven roman te schrijven.
Mark my words: Luister gaat in de prijzen vallen.
Onlangs kwam ik het kunstwerk van Amparo Sard weer tegen, een wit vlak waar je pas echt een voorstelling op ontwaart als je er vlak voor gaat staan: een vrouwengezicht staart naar haar spiegelbeeld in een waterplas, ernaast zweeft een grote vlieg. Ik vroeg de eigenaar of ze dat werk nou inmiddels uit de lijst had gehaald? Om te kijken hoe het gemaakt was? Nee. Dat had ze uiteindelijk niet gedaan.
[Iedere 1ste (soms 2de) van de maand verstuur ik een twijfelbrief. Dit was de vierde.]
Thanks for reading Twijfelbrieven! Subscribe for free to receive new posts and support my work.