Het korte verhaal bevindt zich in het gebied waar de poëzie eindigt en de werkelijkheid begint.
Dat schreef Joost Zwagerman, in navolging van Henry James, in de inleiding van zijn lijvige bloemlezing uit 2005.
Halverwege deze maand begint de week van het korte verhaal. Een lastig genre: het is, ondanks die vette bundeling van Zwagerman, nog steeds niet zo populair en prestigieus als het genre van de roman; en verhalenbundels verkopen nauwelijks. Dat is onterecht, en daarom is er die week.
Een kort verhaal is niet alleen korter dan een roman, maar ook anders. Vaak gehoord: waar een roman te vergelijken is met een film of televisieserie, is het verhaal meer als een foto: een ‘slice of life.’ Maar welke slice de schrijver er precies moet uitsnijden blijft een mysterie. Ja, een goed kort verhaal heeft iets mysterieus. Bij een roman weet ik meestal wel uit te leggen wat me al dan niet bevalt; bij korte verhalen is mijn mening intuïtiever.
De eerste keer dat ik The mother van Lydia Davis las, was dat oordeel nogal negatief. Het verhaal is kort genoeg om hier in z’n geheel te citeren:
The mother
The girl wrote a story. “But how much better it would be if you wrote a novel,” said her mother. The girl built a dollhouse. “But how much better if it were a real house,” her mother said. The girl made a small pillow for her father. “But wouldn’t a quilt be more practical,” said her mother. The girl dug a large hole and went to sleep in it. “But how much better if you slept forever,” said her mother.
Dit is geen echt verhaal, dacht ik, eerder een mop met een gemene twist aan het eind. Niet grappig. En ook: zo zijn moeders niet! Waarom krijgen moeders altijd de schuld? Wat een rotverhaal. En toch: The mother is zo compact, pijnlijk en provocerend, dat het blijft hangen.
Er zijn romans die ik heb verslonden, waar ik mezelf dagenlang in heb ondergedompeld, maar die ik desondanks grotendeels ben vergeten. Terwijl er korte verhalen zijn die ik in een minuut of een kwartier heb uitgelezen en die een onuitwisbare indruk op me hebben gemaakt. Zoals The mother van Lydia Davis.
Nog zo’n onvergetelijk verhaal is Bullet in the brain van Tobias Wolff, dat ik voor het eerst beluisterde op de Fiction Podcast van The New Yorker, voorgelezen door T.C. Boyle. Het begint zo:
Anders couldn’t get to the bank until just before it closed, so of course the line was endless and he got stuck behind two women whose loud, stupid conversation put him in a murderous temper. He was never in the best of tempers anyway, Anders – a book critic known for the weary, elegant savagery with which he dispatched almost everything he reviewed.
In dit verhaal gebeurt iets radicaals wat alles doet kantelen. En dat is niet zomaar een plotwending. Soms kapseist een verhaal op zo’n manier dat je in een ander verhaal of zelfs in een ander genre terechtkomt.
Voordat Netflix bestond, was ik lid van videotheek Moviecenter in Amsterdam. Er werkten jongens met verstand van films. Op een avond kreeg ik From dusk till dawn in mijn handen gedrukt. Ik zeg er niks over, zei de jongen, maar deze moet je echt zien. Nee, herhaalde hij, ik zeg er niks over. Je moet zelfs de achterkant niet lezen. Ga maar kijken.
De film begint zo: twee overvallers op de vlucht, de gebroeders Gecko (gespeeld door George Clooney en Quentin Tarantino) gijzelen een priester met zijn twee kinderen. Ze komen terecht in een aftandse truckers-tent in Mexico, de Titty Twister. Dan komt het moment dat Salma Hayek met een Birmese Python om haar nek op tafel danst. En wat er dan gebeurt…
Vaak is het slecht nieuws als een verhaal geen spoilers verdraagt, maar niet altijd.
Bullet in the brain van Tobias Wolff blijft overeind bij herlezing, dus ik zou er nog wel wat meer over kunnen vertellen. Maar nee, ik gun iedere lezer dat moment waarop de mond openvalt. Misschien heb ik al te veel gezegd.
[Iedere 1ste (of 2de) van de maand verstuur ik een twijfelbrief. Dit was de zesde.]
Thanks for reading Twijfelbrieven! Subscribe for free to receive new posts and support my work.